Over Meisje van Yde
(circa 54 v.C. tot 128 n.C)
In 1897 vonden turfstekers bij het dorpje Yde in het veen een lijk met blond haar. De bovenste helft van het lichaam was nog grotendeels intact, terwijl van de onderkant alleen botten over waren.
In de jaren ’50 plaatsten onderzoekers het lijk in de late ijzertijd. Aan het bekken en de nog herkenbare borsten konden ze zien dat het een vrouw was, en uit later bottenonderzoek bleek het om een zestienjarig meisje te gaan. Ze was ongeveer 1.40 m en liep vrijwel zeker mank.
Het enige wat we verder van haar weten is de gruwelijke drievoudige manier waarop ze stierf: gewurgd, neergestoken, en verdronken in het moeras. Ze werd gevonden met een band die drie keer om haar nek gewonden was en een aantoonbare steekwond.
Misschien werd ze verstoten vanwege haar mankheid of gestraft voor een misdrijf. Maar veel onderzoekers denken dat de veenmoerassen voor de toenmalige bewoners een spirituele betekenis hadden, als toegangspoort tot de geestenwereld. Het meisje, dat ook gedeeltelijk kaalgeschoren was, zou zijn geofferd tijdens een heidens ritueel, bijvoorbeeld aan de Germaanse goden.
In 1994 werd ze wereldberoemd nadat de Universiteit van Manchester een wassen beeld maakte van hoe ze eruit zou hebben gezien. Haar overblijfselen zijn nog steeds in het Drents Museum in Assen. Ook ging er in mei 2018 een theatervoorstelling over het meisje van Yde in première.

Reconstructie uit 1997 hoe het meisje van Yde er vermoedelijk uit heeft gezien,
Universiteit Manchester.
Facts
In 1897 werd door turfstekers bij het dorpje Yde in het veen een lijk met blond haar.
Nadat ze door reconstructie in 1997 een gezicht kreeg werd ze wereldberoemd.
Er zijn 65 veenlijken in Nederland gevonden. Vrouwen en kinderen zijn betrekkelijk zeldzame vondsten.
Mogelijk werd ze gewurgd als offer aan de Germaanse goden, of als straf voor een misdrijf.
Haar overblijfselen in het Drents Museum trekken toeristen van over de hele wereld.
Quote
‘Je ogen keken te indringend,
je haren hingen te los,
je tong was te scherp.
Gelukkig liep je wat mank:
wijst de godheid niet zelf
de getekende aan?
Opgelucht trok de priester de strop aan
en duwde het mes in je keel.
Geen angst verraadt je blik,
je haren waaien vrij,
het verlossende woord
hoeft maar gesproken,
maar het blijft steken
in mijn strot.’
Koos Geerds, gedicht Meisje van Yde geschreven naar aanleiding van haar reconstructie, uit: Weerribben (2003).