Lesprogramma 'Verzetsvrouwen Een onderbelichte geschiedenis'
Een ode aan velen: in verhalen én lessen
Verzetsvrouwen. Een onderbelichte geschiedenis
(Tweede wereldoorlog, Nederland, 1940 tot 1945)
Tijdens de Tweede Wereldoorlog namen talloze vrouwen enorme risico’s om zich te verzetten tegen de nazi’s. Toch zijn hun verhalen in de geschiedschrijving vaak onderbelicht gebleven. In het boek Verzetsvrouwen. Een onderbelichte geschiedenis brengen historici Mark Bergsma en Agnes Cremers daar verandering in. Zij duiken in het leven van tien moedige vrouwen uit heel Nederland, van een Zeeuwse koerierster tot een joodse communiste die een sleutelrol speelde in de Februaristaking.
Hun verhaal is er één van moed, solidariteit en strijd – maar soms ook van vergeten. Wie kreeg erkenning, en wie bleef onbekend?
Speciaal voor het onderwijs is bij het boek een lesprogramma ontwikkeld, waarin de verhalen van enkele verzetsvrouwen centraal staan. Leerlingen maken kennis met Hannie Schaft &
de zussen Oversteegen, Adri Knappert en Rosa Boekdrukker – vrouwen die, ondanks gevaar voor eigen leven, opstonden tegen onrecht. Via pakkende verhalen, opdrachten en onderzoeksvragen ontdekken leerlingen de veelzijdigheid van verzet én waarom juist vrouwelijke verzetshelden vaak over het hoofd werden gezien.
Meer informatie kun je vinden in de Docentenhandleiding:
Lesprogramma over vrouwen in het verzet
Dit lesprogramma bestaat uit drie verhalen over vrouwen in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Het verhaal van
Hannie Schaft & de zussen Oversteegen
Les 1 - Drie vriendinnen in het verzet
Het verhaal van
Adri Knappert
Les 2 - Een padvindster in oorlogstijd
Het verhaal van
Rosa Boekdrukker
Les 3 - Een joodse vrouw in het verzet
Bijpassende opdrachten
Elk verhaal wordt ondersteund door bijpassende opdrachten. De verhalen kunnen afzonderlijk worden ingezet, maar ook als volledige reeks worden behandeld.
Bij elk verhaal zijn begripsvragen opgenomen, die klassikaal of in kleine groepjes besproken kunnen worden.
Tot slot is er een grotere, onderzoekende eindopdracht die zowel na één verhaal als als afsluiting van de reeks kan worden ingezet.
LES 1 – Drie vriendinnen in het verzet
Het verhaal van Hannie Schaft, Freddie en Truus Oversteegen Tongeren
Ken je het verhaal van Hannie Schaft? Ze wordt ook wel ‘Het meisje met het rode haar’ genoemd en is de beroemdste vrouwelijke verzetsstrijder van Nederland, maar ze streed niet alleen. Samen met haar vriendinnen, de zusjes Truus en Freddie Oversteegen, voerde ze gevaarlijke verzetsacties uit tegen de Duitse bezetter.
Wie was Hannie Schaft?
Hannie Schaft werd geboren op 16 september 1920 in Haarlem. Ze werd door haar ouders van jongs af aan gestimuleerd om op te komen voor een betere wereld. Tijdens haar rechtenstudie in Amsterdam kon ze het niet verdragen dat haar joodse vriendinnen werden uitgesloten. Dit bracht haar ertoe haar eerste verzetsdaad te plegen: het regelen van valse persoonsbewijzen voor joodse studenten.
Gewapend verzet
Hannie sloot zich aan bij de Raad van Verzet, een groep die ook actief was in Haarlem. Daar ontmoette ze Truus en Freddie Oversteegen, twee zussen die al op jonge leeftijd door hun communistische moeder in het verzet waren gerold. De zussen waren nog maar tieners toen ze begonnen. Freddie was de jongste en viel op door haar kenmerkende lange vlechtjes. Dit gaf haar een onschuldige uitstraling, waardoor niemand haar verdacht van betrokkenheid bij het verzet.
Samen voerden ze gevaarlijke missies uit: van het verzamelen van informatie en sabotageacties tot het liquideren van nazi's en collaborateurs. Truus en Hannie vermomden zich soms als mannen om minder op te vallen tijdens verzetsacties.
Truus herinnerde zich later haar eerste schot:
"De eerste keer dat je een schot moet lossen en dan die gaatjes in zo’n regenjas ziet branden. Dat is afschuwelijk."
Ook Hannie nam deel aan gewapend verzet. In juni 1944 voerde ze haar eerste liquidatie uit samen met een vriend, Jan Bonekamp. Ze doodden de NSB’er Pieter Faber. Later probeerden ze ook politiechef Willem Ragut uit te schakelen. Dat lukte, maar Jan werd zelf in zijn buik geraakt en overleed later aan zijn verwondingen. Hannie wist te ontkomen. Om niet herkend te worden, verfde ze haar opvallende rode haar zwart.
De gevaren van het verzet
Het verzetswerk was levensgevaarlijk. In maart 1945, slechts enkele weken voor de bevrijding, werd Hannie opgepakt in Haarlem-Noord met illegale kranten en een pistool in haar fietstas. De Duitsers waren al lange tijd naar haar op zoek. Op 17 april 1945, op 24-jarige leeftijd, werd ze als enige vrouw geëxecuteerd in de duinen bij Overveen.

Portret van Hannie Schaft uit de perioden 1941-1944, (NIOD).

Freddie Oversteegen (links) en Truus Oversteegen (rechts),
( Noord-Hollands Archief).

Truus (links) en Hannie (rechts) nadat ze net terugkwamen van een liquidatie-actie. Truus draagt een tas waarin een automatisch pistool zit. Truus was als man verkleed zodat ze zich bij onraad als verliefd stelletje konden voordoen, (Verzetsmuseum).
De legende van Hannie Schaft
Na de oorlog werd Hannie Schaft een symbool van moed en verzet in Nederland. Haar herbegrafenis in november 1945 was een belangrijk moment voor het land. Duizenden mensen kwamen kijken hoe haar kist vanuit de St. Bavokerk in Haarlem naar de Eerebegraafplaats in Bloemendaal werd gedragen. Dit gebeurde over een lange route en in aanwezigheid van de koninklijke familie. Hannie Schaft was de enige vrouw die samen met 372 verzetsstrijders werd begraven.
Na de oorlog kregen Truus en Freddie Oversteegen veel minder erkenning voor hun verzetswerk. Dit kwam deels door de Koude Oorlog, een periode van grote politieke spanningen tussen de Verenigde Staten (kapitalistisch Westen) en de Sovjet-Unie (communistisch Oosten). Omdat ze uit een communistisch gezin kwamen, vond de Nederlandse overheid het lastig om hen als helden te eren. In die tijd werd communistisch verzet minder gewaardeerd. Maar dat was niet de enige reden. Truus vatte het later scherp samen:
"Wij hebben het onfatsoen gehad om te overleven." Bovendien kregen mannen in het verzet veel meer aandacht dan vrouwen, waardoor hun verhaal lange tijd onderbelicht bleef.
Toch besloot Truus vanaf de jaren tachtig steeds vaker over haar oorlogsverleden te vertellen. Ze gaf interviews en sprak over de zware keuzes die ze had moeten maken.
Het monument voor Hannie Schaft
In 1982 werd een bronzen standbeeld van Hannie Schaft onthuld in Haarlem, ontworpen door Truus Oversteegen die ook kunstenares was. Met dit monument wilde ze niet alleen haar vriendin eren, maar ook alle vrouwen die zich in het verzet hadden ingezet.
Pas veel later, in 2014, kregen Truus en Freddie eindelijk de erkenning die ze verdienden. Ze ontvingen het Mobilisatie-Oorlogskruis en kregen in Haarlem straten naar hen vernoemd.

Herbegrafenis van Hannie Schaft op de Erebegraafplaats in Overveen, 27 november 1945. In aanwezigheid van Koningin Wilhelmina, Prinses Juliana en Prins Bernhard (foto door: Particam, Aart Klein, NOID).

Truus Menger-Oversteegen met prinses Juliana tijdens de onthulling van het monument voor Hannie Schaft, Haarlem, 1982.
LES 2 – Een padvindster in oorlogstijd
Het verhaal van
Adri Knappert
Ken je het verhaal van verzetsvrouw Adri Knappert? Ze werd geboren op 7 oktober 1904 in Hendrik-Ido-Ambacht. Al als kind wilde ze graag anderen helpen en kwam ze al snel bij de padvinderij terecht. Daar ontwikkelde ze een liefde voor de natuur, leerde ze samenwerken en ook om door te zetten. Deze vaardigheden kwamen goed van pas toen in 1940 de Duitsers Nederland binnenvielen en de oorlog begon.
Bezetting
Toen de Duitse bezetting steeds grimmiger werd, besloot Adri Knappert in actie te komen. Via haar goede vriend baron Philip van Pallandt huurde ze het vakantiehuisje ’t Weversnest op zijn landgoed bij de bossen van Ommen. Daar ontmoette ze Anne Maclaine Pont, een Utrechtse studente en lid van het Utrechts Kindercomité (UKC), een illegale studentenorganisatie die onderduikadressen zocht voor joodse kinderen.
Na de eerste razzia’s in Amsterdam in 1942 bracht het UKC honderden kinderen onder op geheime adressen in Friesland, Limburg en Oost-Nederland. De grootste uitdaging was het vinden van geld, voedselbonnen en veilige schuilplaatsen. ’t Weversnest bleek een ideale locatie. Samen met het UKC maakte Adri van haar huis een toevluchtsoord voor ondergedoken joodse kinderen én de verzetsmensen die hen hielpen.
Een schuilplaats in het bos
Bij Adri vonden twaalf joodse kinderen een veilige plek. Ze noemden haar liefdevol
"Tante A." en kregen hulp van twee vriendinnen uit de buurt, die hielpen met de verzorging. Adri deed er alles aan om hun leven zo normaal mogelijk te laten verlopen. Net als bij de padvinderij nam ze de kinderen vaak mee de natuur in.
Onderwijs bleef belangrijk: haar vriendin Tante Lous gaf de kinderen taal- en rekenlessen, zodat ze gewoon school konden volgen. Erin, de dochter van baron Van Pallandt, kwam regelmatig langs met haar pony, en de kinderen mochten een ritje maken.
Een pottenbakster uit de buurt maakte speciale bordjes voor hen, versierd met kabouters. Ook de studenten van het UKC waren vaak in ‘t Weversnest te vinden. Samen met de kinderen zwommen ze in het riviertje in de buurt, een zeldzaam moment van zorgeloos plezier in een onzekere tijd.
Joodse kinderen in onderduik
Hoewel de kinderen het goed hadden bij Adri, was het natuurlijk hartverscheurend dat ze van hun ouders gescheiden waren. Sommigen hadden al tientallen onderduikadressen achter de rug. Niet elke plek was veilig of fijn. Nico Groen, een van de onderduikkinderen, herinnerde zich de angst die hij voelde:
"Eind 1943 werden mijn ouders en ik van elkaar gescheiden. Opeens. Ik was negen jaar. Een studente uit het verzet nam mij mee naar haar ouderlijk huis in Bilthoven. Daar zat ik alleen, op een vreemd adres, zonder mijn ouders. Dagenlang heb ik gehuild."
Bij Adri was het anders. De kinderen zouden warme herinneringen overhouden aan hun tijd in ’t Weversnest. Adri was streng, maar met een reden: ze wilde hen weerbaar maken. Overleven in het bos, omgaan met schaarste -ze moesten voorbereid zijn op alles.
In een bewaard gebleven briefje uit die tijd schreef de jonge onderduiker Karel aan zijn moeder over het leven in ’t Weversnest:
"Lieve moeder, hoe gaat het met u? Gisteren hebben een paar kinderen madeliefjes gezien. En een paar dagen geleden heeft het gesneeuwd. De sneeuw was te nat om te sleeën. We hebben stelten, die waren kapot. De opstappen waren er vanaf, maar ze zitten er nou weer op. We gaan een boek voorlezen wat wij ook thuis hebben. Vandaag is het prachtig weer en op school heb ik een nieuw boekje gekregen en ook een paar klompen. Ik vind het hier zo prachtig dat ik het u niet kan zeggen. Dag moeder, tot de volgende keer. 1000 zoentjes van Karel."

Vals persoonsbewijs van Adri Knapper (Nationaal Archief).

Adri (midden) met Tante Lous (rechts) en hun onderduikkinderen in ‘t Weversnest, (OudOmmen).

Karel maakte ook een tekening van ’t Weversnest, een tastbare herinnering aan een plek die voor velen een toevluchtsoord was in een donkere tijd (Privécollectie Van Emde Boas).
Op de vlucht
Begin 1944 werd het te gevaarlijk, en Adri moest met alle kinderen halsoverkop vertrekken. Ze werden op een boerenkar gezet om zo snel mogelijk weg te komen. Onderweg zongen ze liedjes om de angst te verlichten en de kinderen gerust te stellen. Met hulp van Ankie Stork, een contactpersoon van het UKC in Overijssel, vonden ze een schuiladres in een groot huis in Ede. Daar konden ze een tijdje blijven, maar ook daar werd het al snel te riskant. Adri deed haar best om de kinderen bij elkaar te houden op een nieuw onderduikadres, maar uiteindelijk moesten ze allemaal ergens anders naartoe. Er was nergens genoeg ruimte voor zoveel kinderen samen. Gelukkig overleefden ze allemaal de oorlog.
Erkenning
Na de oorlog was er weinig aandacht voor de mensen die hun leven hadden gewaagd om joodse onderduikers te helpen. Er was meer oog voor het gewapende verzet, dat door de spanning en sensatie tot de verbeelding sprak. Veel verzetshelden kwamen in de schaduw terecht, en ook Adri sprak zelden over haar rol. Hoewel Adri na de bevrijding mooie banen aangeboden kreeg, kon ze het niet meer opbrengen. De jaren vol spanning, angst en verantwoordelijkheid hadden haar uitgeput. Ze raakte overspannen en was niet meer in staat om te werken.
Pas in de jaren negentig kwam er meer erkenning voor degenen die hen geholpen hadden. In die periode zochten de inmiddels volwassen geworden onderduikkinderen elkaar weer op. Sommigen hadden nog contact met Adri gehouden en vonden dat haar moed niet vergeten mocht worden.
In 1988 ontving Adri dankzij de inzet van een paar van haar onderduikkinderen de Yad Vashem-onderscheiding ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’, een van de hoogste eerbewijzen voor niet-joden die joodse levens hadden gered. Dit was een langverwachte erkenning voor haar inzet en moed in de oorlogsjaren. Adri vond het bijzonder, al zag ze zichzelf niet als een echte verzetsheld.
Adri Knappert overleed op 5 mei 1991, maar haar verhaal blijft een inspirerend voorbeeld van medemenselijkheid en vastberadenheid in tijden van groot gevaar. De kinderen uit ’t Weversnest hebben altijd contact gehouden.

De onderduikkinderen voor 't Weversnest.
In het raam staan Adri en Lous, 1943 (OudOmmen).

Adri op oudere leeftijd (OudOmmen).
LES 3 – Een joodse vrouw in het verzet
Het verhaal van
Rosa Boekdrukker
Ken je het verhaal van Rosa Boekdrukker? Ze was een joodse vrouw die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland in verzet kwam tegen de nazi’s. Rosa was actief in het communistische verzet en speelde een belangrijke rol in de Februaristaking van 1941, een van de eerste grote protesten tegen de jodenvervolging in Nederland.
Wie was Rosa Boekdrukker?
Rosa Boekdrukker werd geboren als Rose Hirsch op 13 november 1908 in Ostrów Wielkopolski, een stad die toen deel uitmaakte van het Duitse Keizerrijk. Ze groeide op in een joods gezin en moest de pogroms (gewelddadige aanvallen op joden) ontvluchten. Dit bracht haar en haar familie in de jaren twintig naar Berlijn, waar ze een opleiding tot kleuterleidster volgde.
Later besloot ze naar Palestina te emigreren, ook haar ouders volgden haar, waar ze trouwde met de Nederlandse Nico Boekdrukker. Na een tijdje verhuisden Rosa en Nico naar Nederland en in 1938 werden ze beiden lid van de Communistische Partij Nederland (CPN). Nico en Rosa bleven niet bij elkaar, maar scheiden wilde Rosa niet. Ze was bang dat ze dan niet in Nederland kon blijven omdat ze geen Nederlands paspoort had. Ze ging aan het werk als schoonmaakster.
Rosa en de CPN in oorlogstijd
Toen Nederland bezet werd, bleef Rosa actief voor de CPN in Amsterdam, die al gauw illegaal verder ging. Ze kwam al snel in de hoogste rangen van de lokale verzetsgroep terecht. Ze was geen bekende naam in die kringen en dat maakte haar heel geschikt voor illegaal werk. Dan moest je natuurlijk niet opvallen. Ze woonde bijeenkomsten bij, stelde haar appartement beschikbaar voor vergaderingen en werkte nauw samen met andere belangrijke communistische verzetslieden.
In verschillende buurten in Amsterdam gaf ze belangrijke politieke informatie door en verspreidde er illegale communistische kranten, zoals De Waarheid en De Vonk. "Elke buurt had een eigen stencilapparaat", vertelde Rosa later. "Onder mijn toezicht werden deze kranten gestencild en verspreid."
De Februaristaking
Rosa Boekdrukker was actief betrokken bij de Februaristaking van 1941, een massale staking in Amsterdam die werd georganiseerd als reactie op de jodenvervolging door de nazi’s. Het was een van de eerste openbare protesten tegen de behandeling van de joden in Nederland.
De directe aanleiding was een razzia (een klopjacht) op 22 en 23 februari 1941, waarbij meer dan 400 joodse mannen uit de Amsterdamse Jodenbuurt met geweld werden opgepakt en gedeporteerd. De staking begon als protest tegen dit geweld.
De CPN riep op tot deze staking. Ook Rosa hielp mee met de verspreiding van het beroemde pamflet dat de Amsterdammers opriep om in verzet te komen tegen de onmenselijke behandeling van de joden. Het pamflet luidde:
“WERKEND VOLK VAN AMSTERDAM, KUNT GIJ DIT DULDEN??
Neen, duizendmaal NEEN!!!”
HEBT GIJ DE MACHT EN DE KRACHT DEZE AFSCHUWELIJKE TERREUR VERDER TE VERHINDEREN??
Ja, dat hebt gij!!!”

Portret Rosa Boekdrukker-Hirsch, eind jaren dertig (privé-archief).

De oproep 'Staakt!' voor deelname aan de februaristaking te Amsterdam op 25 en 26 februari 1941 (NIOD).
De staking van 25 en 26 februari 1941 was indrukwekkend. Duizenden mensen legden hun werk neer en gingen de straat op in Amsterdam, maar ook buiten de hoofdstad sloeg de staking aan. De Duitse bezetters waren eerst verbaasd maar reageerden daarna hard op de staking. Er vielen talloze gewonden en mensen werden gearresteerd, afgevoerd en zelfs geëxecuteerd omdat ze hadden meegedaan aan de staking. Ook Rosa werd opgepakt. Ze werd zwaar verhoord door de nazi’s maar, ondanks de brute ondervragingen, bleef ze zwijgen. Ze noemde geen andere namen. Ze werd uiteindelijk veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf en naar een nazi-gevangenis in Duitsland gedeporteerd
Arrestatie en Gevangenis
In het begin zat Rosa Boekdrukker gevangen in het vrouwengevangenis in Anrath, bij Krefeld, in nazi-Duitsland. Toen de geallieerden in september 1944 dichterbij kwamen, werden de gevangenen verplaatst. Ze werden eerst naar Düsseldorf gebracht en daarna naar Ziegenhain, in de buurt van Kassel. Net voordat de Amerikanen Ziegenhain bereikten, werden alle gevangenen in veewagens gezet en naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Vervolgens werd Rosa naar het tuchthuis in Hamburg-Fuhlsbüttel gebracht. In mei 1945, na een lange tijd van ellende, werden zij en de andere gevangenen bevrijd. Ze schreef haar ouders dat ze haast niet kon geloven dat ze de oorlog had overleefd.
Een vergeten verzetsheldin
Na de oorlog keerde Rosa Boekdrukker terug naar Nederland, maar tot het einde van haar leven sprak ze weinig over haar tijd in het verzet. Kort na de oorlog werd ze in een communistische krant geroemd als de ‘Hollandse Jeanne d’Arc’, maar ze voelde zich niet meer thuis in Nederland. Rosa besloot naar Israël te vertrekken, waar ze hertrouwde en een zoon kreeg.
Het verhaal van Rosa, net als dat van veel andere joodse verzetsstrijders, werd lange tijd vergeten. Na de oorlog lag de nadruk vooral op het slachtofferschap van de joden, terwijl de moedige daden van joodse verzetsstrijders vaak niet erkend werden. Langzaam maar zeker begint hier verandering in te komen. In 1994 kwam er voor Rosa een klein beetje erkenning.
Dat jaar werd een openbare basisschool in Amsterdam-West naar haar vernoemd. De toenmalige wethouder van onderwijs vond dat de school een naam moest krijgen die paste bij de diversiteit van de wijk en iemand moest eren die actief was geweest in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze kwamen uit bij Rosa Boekdrukker, die aan het begin van de oorlog in de buurt had gewoond. Rosa zelf leefde niet meer, maar haar zoon opende de school onder de nieuwe naam. Tot op de dag van vandaag leren kinderen op de Rosa Boekdrukkerschool over de vrouw die zich onvermoeibaar inzette voor de vrijheid van anderen.

Rosa met een vriendin, Amsterdam, 1938 (privéarchief Michal Wolffs Zvi).

Moeder Bertha Hirsch-Selka met haar drie kinderen, Rafael, Leo en Rosa, Ostrowo, vermoedelijk rond 1915 (privéarchief Michal Wolffs Zvi).

Portret van Rosa Boekdrukker (privéarchief Michal Wolffs Zvi).